De relatie kunst en geloof
Een terugblik in de geschiedenis.
Toen de eerste christenen door de Romeinen werden vervolgd
maakten ze gebruik van "geheime" symbolen zoals het Ichtus teken om
hun geloof in beeld uit te drukken. Ook alledaagse afbeeldingen zoals vogels
die drinken uit een waterbak krijgen bij hen een symbolische betekenis.
Bron met levend water
Ravenna:
Mausoleo di Galia Placidia
De eerste beelden waarop Jezus staat afgebeeld zijn uit de 4
de eeuw. Jezus wordt afgebeeld als herder die zijn verloren schaap heeft terug
gevonden en draagt op zijn rug of als herder zit te midden van zijn kudde.
Jezus als goede herder Ravenna:Mausoleo
di Galla Placidia
Pas rond de 5 de eeuw toen
onder Alexander de Grote het christendom
de officiële godsdienst van het Romeinse rijk werd zien we de Christus figuur op
afbeeldingen. Hij wordt afgebeeld als Koning, zittend op een troon. Zijn rode
mantel lijkt op de mantel van een Romeinse keizer. Hij heerst over de wereld vanaf zijn goddelijke
troon in de hemel.
In oude kerkgebouwen zie je beelden en schilderijen. En het
kerk gebouw zelf laat zien hoe kunst en geloof samenkomen in de vormgeving van
het gebouw. Het gebouw en het interieur vertellen over hoe mensen het geloof
beleven. Je ervaart hoe de cultuur van die tijd en het denken over geloof
invloed hebben op kunst en vormgeving. In katholieke kerkgebouwen neemt het
altaar een belangrijke plaats in. Het altaar herinnert gelovigen aan het graf
van Christus. Iedere mis wordt het laatste avondmaal van Christus herdacht in
de viering met brood en wijn. Brood, de hostie en wijn worden bewaard in gouden
of zilveren kelken in het altaar dat vaak prachtig versierd is met edelstenen. Het
gebruik van kostbare rituele voorwerpen is ontstaan in de Joodse eredienst.
De
rollen met daarop de handgeschreven Thora en de Tien Geboden zitten in een
fluwelen beschermhoes vaak geborduurd met gouddraad.
De rollen zitten in speciale kasten die rijk versierd zijn met zilver, goud en
edelstenen als teken dat de Thora het Heilige Woord van God is. Kunst heeft hier
een rituele functie. De kostbaarheid van de voorwerpen roepen respect en
eerbied op. Emoties van eeuwigheid en goddelijkheid. De rollen mogen niet met
de vingers worden aangeraakt.
Soms wordt de kunst zelf bijna heilig.
Dat zie je bij Iconen. De schilder die een vergulde
afbeeldingen van bijvoorbeeld de Maagd Maria met haar Zoon Jezus schildert vast
en bid tijdens zijn werk en vraagt de zegen van God. Tijdens het schilderen
ervaart hij dat God zijn hand leidt als hij een icoon schildert. Als kijker
vraagt het icoon van jouw diezelfde eerbiedige houding alsof God jou aankijkt
in het werk.
Kunstwerken en dus ook de kunstenaars staan in dienst van
het geloof. De kerk is opdrachtgever en bepaald de beeldtraditie.
Het kerkgebouw, de liturgie, de beelden en schilderingen
brengen je in een andere wereld. De wereld van het goddelijk, van aanbidding,
van aandacht voor geloof.
Kunstenaars laten in kunstwerken zien waar het geloof over
gaat. In de Bijbel staan boeiende verhalen. Hoofdpersonen maken spannende
dingen mee. Kunstenaars laten zich inspireren door gebeurtenissen die in de
Bijbel staan en die betekenis geven aan je geloof. Vroeger werd kunst ingezet
om verhalen te vertellen en grote voorbeelden te laten zien.
Kerkgebouwen waren vaak het duurste en machtigste gebouw in
een dorp of stad. De kerk was tegelijk
het gebouw waarin gelovigen samen kwamen en waar er voor hen veel te zien en te
beleven was. Het gebouw gaf toegang tot het contact met God. Geloofsverhalen
werden verbeeld op schilderijen, in beelden, op glas-in-lood-ramen in
versieringen van het altaar, in de koepel, het plafond en op de wanden. In
rituelen en muziek ontmoeten God en mensen elkaar. Kunst moest een beeld van
God weergeven en de kunstenaar moest strikte regels volgen. In symbolen en
ordeningen. In composities en emoties. Tot aan het eind van de Middel Eeuwen de
cultuur verandert en ook de rol van de kunstenaar in de kerk verandert. De
kunstenaar zelf gaat bepalen hoe hij de personen en het verhaal uit de Bijbel
schildert. Met als gevolg dat er af en toe flinke meningsverschillen ontstaan
over beelden en schilderijen die geïnspireerd zijn op de Bijbel.
Michelangelo krijgt opdracht van de paus om het plafond en
de wand achter het altaar van de Sixtijnse Kapel te beschilderen. Van 1508-1512
werkt hij daaraan. Op het plafond schildert hij het scheppingsverhaal. Hij
schildert God als een oude man met witte baard en wit haar. Omringt door
engelen. Hij strekt Zijn hand uit en raakt bijna het topje van de uitgestrekte
arm van Adam. Adam is een jonge volwassen man. De beide lichamen lijken sterk
op elkaar. In de Bijbel staat dat God de mens schept als zijn evenbeeld.
Door God af te beelden met zo'n menselijk uiterlijk wordt
volgens sommigen hiermee zijn goddelijk wezen ontkent. Toen de paus die
opdrachtgever van de schildering van de Sixtijnse kapel was overleed maakte
zijn opvolger zich bijzonder ongerust over de 400 naakte mannen die
Michelangelo had geschilderd. Het probleem werd opgelost door de schilder Da
Volterra die keurige doekjes over alle schaamtevolle lichaamsdelen
schilderde.
Ook
het tweede gebod zorgt voor verschillende meningen over het verbeelden van God.
In het tweede gebod staat:
Gij zult geen andere goden voor Mijn
aangezicht hebben.
Gij
zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in
den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de
wateren onder de aarde is.
Gij
zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een
ijverig God,
Kern van dir gebod is dat God zelf vertelt wie hij is. Namelijk
een machtig God die hemel en aarde geschapen heeft. Wij vormen ons geen beeld
van Hem maar wij moeten luisteren naar wat God vertelt over zichzelf. God
vertelt over zichzelf in zijn Woord en in de door hem geschapen Wereld. De
Schepping en de mens daarin als beeld van Hem.
Doordat de kerk steeds de opdrachtgever voor kunstwerken was
ontstond er een rijke beeldtraditie maar het gaf ook misstanden. Te veel
rijkdom, macht en hiërarchie in de kerk en er ontstaat afstand tot de gelovige.
De Reformatie in 1517 en de daarop volgende beelden stormen
tussen 1522 en 1566 in Noord Europa veranderde veel in de relatie kunst en
geloof. Kunstenaars krijgen vanaf die tijd voornamelijk opdrachten van rijke
burgers. De gegoede burger ziet het liefst een landschap, een portret, een
stilleven of een interieur. Maar let op wat er dan gebeurt. Op een stilleven
waarschuwt de kaars om de tijdelijkheid van het leven te erkennen. Op een portret
van Vermeer heeft de vrouw een weegschaal in
haar hand. Het laat zien we weten ons leven gewogen. God beoordeelt goed
en kwaad. Maar hoe anders wordt dit oordeel afgebeeld dan in de Middel Eeuwen
in opdracht van de kerk door Jeroen Bosch, Lucas van Leyden, Jan van Eyck e.a.
het oordeel detail
Jeroen Bosch
In Italie waar de beeldenstorm en het protestantisme minder
invloed hadden zag je een andere verandering. De kunstenaars trekken zich
minder aan van de opdrachtgever. Ze staan voor hun persoonlijke stijl. Het
persoonlijke idee van de kunstenaar wordt belangrijker. Zo schildert Caravaggio
in 1600 de bekering van Paulus. Paulus ligt gevallen van zijn paard machteloos
op de grond verblind door hemels licht. Een gevallene in plaats van een trotse
getuige.
Kunstenaars na de Reformatie gaan zelfstandig hun weg. Ze
zoeken hun eigen beeldtaal en hun persoonlijke inspiratie in de Bijbel.
De verloren zoon Rembrandt
Kunstenaars geven zelf de verbinding van geloof en kunst in
hun eigen werk weer. De een volgt daarbij trouw de tradities terwijl anderen
zoeken naar nieuwe wegen. Voor de kijker van nu heeft dat grote gevolgen. Nu
het kunstwerk geen plaatje meer is bij een Bijbelverhaal maar een zelfstandige
bron zal de kijker zelf op zoek gaan naar de betekenis van het kunstwerk voor
hem.
Marc Rothko
De zoektocht naar de
betekenis van een kunstwerk
We maken een grote stap naar de hedendaagse kunst. Door
Rothko, Newman en ook Mondriaan zien we hoe kunstenaars hun geloof vormgeven in
een abstracte beeldtaal.
Rothko schildert grote doeken met veel kleuren over elkaar
heen. Als kijker wordt je oog naar het werk getrokken en onderga je het geheim
van de kleur. Deze spirituele kunst is bedoeld om bij te mediteren en je bewust
te worden van het goddelijke.
De kunstenaar wil je bewust meenemen in een kijkervaring.
De eerste kennismaking met een kunstwerk gaat altijd via het
oog. Je kijkt naar een kunstwerk. Het oog is een zintuig dat prikkelt. Het zet
andere gebieden van je lichaam in beweging. Terwijl je naar een kunstwerk kijkt
gaat je hoofd en je hart mee doen. Er komen al snel emotie’s en oordelen naar
boven. Woorden als mooi, raar, boeiend of stom. Dat oordelen kun je leren uit
te stellen. Door zorgvuldiger te gaan kijken. Dat kun je doen aan de hand van
een aantal vragen uit een kijkwijzer.
Het lastige van het eerste oordeel heeft te maken met
vooroordelen die je onbewust met je meedraagt over kunst. Je verwacht iets van
een kunstwerk. Veel mensen verwachten dat een kunstwerk mooi moet zijn. Meteen
als ze een kunstwerk zien moeten ze de ervaring krijgen van "wow, wat
mooi" . Maar wat is mooi ? Een
zonsondergang kan mooi zijn en ik vind mijn schoenen mooi. Vaak bedoelen we dan dat het kunstwerk een
deel van de werkelijkheid goed en herkenbaar weergeeft.
Een tweede blik op het kunstwerk maakt vaak meer los. Via je
oog wordt niet alleen een denkproces op gang gebracht maar je gevoel wordt ook
aangeraakt. We zien een kunstwerk en voelen daar iets bij. Dat voelen heeft een
breed spectrum en kan gaan van schrik, ergernis, onbegrip, verwarring tot
indrukwekkend, meditatief en rustgevend.
Blijven we langer kijken dan kunnen we meer analyserend te
werk gaan. Om het kunstwerk te analyseren maken we gebruik van beeldaspecten.
We benoemen vorm, kleur, compositie, lijnvoering, verhoudingen, perspectief,
materialen en technieken en stijlelementen.
De stijlkenmerkenplaatsen het kunstwerk in de tijd waarin
het is gemaakt. Om een kunstwerk goed te begrijpen is het zinvol om de
culturele context van het werk te onderzoeken.
Het schilderij van Rembrandt waarop je zijn moeder ziet
afgebeeld lezend in een dik boek begrijp je beter als je weet dat Rembrandt
leefde in de Gouden Eeuw en dat de Statenvertaling van de Bijbel nog maar kort
beschikbaar was voor de gewone burger. Rembrandt laat aan ons zien dat zijn
moeder een ontwikkelde vrome vrouw is.
Nu je zolang naar een kunstwerk hebt gekeken wordt ik
nieuwsgierig wat je ervan vind? Je hebt al een heel kijk proces doorlopen en
komt nu tot een eindoordeel of een persoonlijke reflectie. Wat vind je van het
kunstwerk en waarom vind je dat?
Naast het vormen van je persoonlijke oordeel kun je vragen
naar de mening van een ander. Je kunt ook via internet meer informatie opzoeken
over het kunstwerk en de kunstenaar. Als je daarna op nieuw naar het kunstwerk
kijkt zul je ervaren dat er nieuwe dingen in te ontdekken zijn.
Samengevat:
Kijken naar kunst is
een proces.
In dat proces van langer kijken kun je vijf fasen benoemen.
1.
Attractie. Een kunstwerk pakt je blik. Op basis
van een eerste spontane aantrekkingskracht kijk je ernaar.
2.
Realisme. Je herkent de aanwezigheid van
realisme in het werk.
3.
Expressie. Het werk heeft uitdrukkingskracht en
je ervaart een gevoel.
4.
Analyse. Je analyseert en herkent stijl en vorm
kenmerken.
5.
Interpretatie. Je zoekt naar de betekenis van
het werk en geeft je eigen interpretatie eraan
Over de relatie kijker, het kunstwerk, de kunstenaar
en een geloofsgesprek
Voor het voeren van geloofsgesprekken vanuit beeldende kunst
is het goed om je te realiseren dat elk onderdeel van de relatie een
zelfstandig perspectief heeft. Je kunt het gesprek voeren vanuit deze verschillende
perspectieven.
1.
Je persoonlijke perspectief
2.
Het perspectief van het kunstwerk
3.
Het perspectief van de kunstenaar
4.
Het perspectief van de kunstwereld (
kunstfilosofen, critici, kunstverzamelaars, kunsthistorici ,kunstrecencenten)
5.
Het perspectief van de geloofsbeleving.
Elke kijker heeft persoonlijke ervaringen in het kijken naar
kunst. De een heeft veel kunstwerken gezien en heeft daardoor veel beelden in
zijn geheugen opgeslagen. Een ander kijkt er meer naar omdat hij zelf graag
schildert. Hij kijkt meer vanuit zijn beleving, fantasie en ambacht. Zo heeft
iedere kijker een persoonlijke kijk op kunst.
De kunstwerken zelf vormen een eigen bron. Ik heb ervoor
gekozen om ze te presenteren zonder er informatie bij te vermelden. De
informatie bij de kunstwerken volgt later. Daarbij komen de kunstenaars zoveel
mogelijk zelf aan het woord.
De kunstwerken die je kunt inzetten voor geloofsgesprekken
hoeven niet altijd een religieuze inhoud of symboliek te hebben. Wel moeten ze
een ontmoeting met de kijker oproepen. Dat kan vanuit elk existentieel thema
uit het menselijk bestaan zodat een appel wordt gedaan op waarden,
overtuigingen vragen of verlangens van de kijker.